
Wilsrechten
Om de kinderen tegen het ‘stiefoudergevaar’ te beschermen, biedt de wet een voorziening in de vorm van wilsrechten. Door gebruik te maken van deze wilsrechten kunnen kinderen goederen van de familie en andere goederen die een bepaalde emotionele waarde hebben veilig stellen.
Er zijn vier situaties waarin een wilsrecht kan worden uitgeoefend. Als de geldvordering van het kind opeisbaar is op het moment dat hij zijn wilsrecht inroept, verkrijgt het kind vol eigendom. Dat wil zeggen dat hij de eigenaar van het goed wordt en de langstlevende ouder/stiefouder hier geen gebruik meer van kan maken. Is de geldvordering nog niet opeisbaar op het moment dat het kind het wilsrecht inroept, dan wordt het kind ook eigenaar, maar behoudt de langstlevende ouder of de stiefouder het vruchtgebruik. De langstlevende ouder/stiefouder mag het goed dan blijven gebruiken, maar mag het niet verkopen of wegdoen.
Dit zijn de vier situaties:
- De langstlevende echtgenoot geeft aan dat hij voornemens is te hertrouwen. Het kind wordt eigenaar en de echtgenoot behoudt het vruchtgebruik.
- De hertrouwde langstlevende echtgenoot overlijdt en de vordering in de nalatenschap van de eerder overledene echtgenoot wordt opeisbaar. Het kind wordt eigenaar en de stiefouder moet het goed aan het kind meegeven.
- De hertrouwde langstlevende echtgenoot overlijdt en het kind krijgt een niet-opeisbare vordering op de stiefouder. Het kind wordt eigenaar en de stiefouder behoudt het vruchtgebruik.
- De stiefouder overlijdt en de vordering in de nalatenschap wordt opeisbaar. Het kind wordt eigenaar en krijgt het goed onder zich.
Let wel, de erflater kan in zijn testament de wilsrechten uitbreiden, beperken of opheffen. Als er een testament is, kan hierin dus bepaald zijn dat de kinderen geen wilsrechten kunnen uitoefenen. In dat geval ontbreekt de mogelijkheid bepaalde goederen veilig te stellen.
Ouderlijke boedelverdelingstestamenten van vóór 2003
Wilde men vóór 2003 dat bij overlijden de langstlevende echtgenoot de goederen van de nalatenschap zou verkrijgen en de kinderen een vordering in geld, dan gebruikte men vaak de zogenoemde ouderlijke boedelverdeling. Het wettelijk erfrecht was toen namelijk anders ingericht dan nu.
Omdat het wettelijk erfrecht nu regelt dat de langstlevende de goederen verkrijgt en de kinderen een vordering in geld, kan men sinds 1 januari 2003 geen ouderlijke boedelverdeling meer maken. Testamenten met een ouderlijke boedelverdeling die vóór 1 januari 2003 zijn opgemaakt, blijven wel geldig, óók als de erflater na die datum is overleden. Bij deze testamenten ontbreken de wilsrechten als zodanig. Dit wil zeggen dat bij testamenten van vóór 2003 met een ouderlijke boedelverdeling, de kinderen in beginsel geen mogelijkheid hebben om goederen met emotionele waarde veilig te stellen. Dit is slechts anders als de erflater in het ouderlijke boedelverdelingstestament hiervoor zelf een testamentaire voorziening heeft getroffen.
Wilt u gebruik maken van uw wilsrecht?
Zou u graag familiestukken of andere goederen met emotionele waarde uit de nalatenschap van uw overleden ouder veilig willen stellen? De advocaten Personen- en familierecht vertellen u graag meer over de mogelijkheden.