
Het moet gaan om een voorgenomen besluit dat ‘belangrijk’ is. Het gaat om een voor de ondernemer bijzonder, niet alledaags besluit. Of een besluit belangrijk is hangt ook af van de gevolgen en de beweegredenen van het besluit. De sociale, procedurele en economische/organisatorische factoren zijn daarbij van belang.
Nadat de Ondernemingsraad het advies heeft uitgebracht en de ondernemer vervolgens het besluit neemt, dient de Ondernemingsraad hiervan in kennis te worden gesteld. Indien het advies van de Ondernemingsraad niet of niet geheel is gevolgd, moet aan de Ondernemingsraad worden medegedeeld waarom van het advies is afgeweken. Indien het besluit van de ondernemer niet overeenstemt met het advies van de Ondernemingsraad, dient de ondernemer de uitvoering van het besluit op te schorten tot een maand na de dag waarop de Ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld. Deze verplichting vervalt wanneer de Ondernemingsraad afstand doet van deze opschortingstermijn.
De Ondernemingsraad kan vervolgens bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam beroep instellen tegen het besluit van de ondernemer wanneer dat besluit niet in overeenstemming is met het advies van de Ondernemingsraad. Dit kan ook indien het besluit weliswaar overeenstemt met het advies, maar sinds het uitbrengen van het advies feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die dat niet waren op het moment dat het advies is uitgebracht en indien er aanleiding zou zijn geweest om het advies niet uit te brengen zoals dat is uitgebracht.
Het advies van de Ondernemingsraad is dus niet bindend.