Het Arnhemse stadspark Sonsbeek wordt voor dit evenement omgetoverd tot een golfbaan waarop teams van ondernemers uit Arnhem en omstreken spelen voor het goede doel. De opbrengst, onder andere het inschrijfgeld van meespelende teams, komt jaarlijks ten goede aan een ander goed doel. Dit jaar is dat Bio Vakantieoord.

Doe jij ook (weer) mee?

De editie 2024 is op vrijdag 6 september 2024. Doe jij ook (weer) mee? Je kunt je hier inschrijven.

Tot dan!

Team Stellicher

In deze blog ga ik uit van het volgende voorbeeld: Jan is in 2024 overleden. Volgens zijn testament zijn de twee kinderen van Jan, Mark en Daniëlle, enig erfgenamen. Aangezien Daniëlle vanwege de stijgende huizenprijzen moeilijk aan een woning kon komen, heeft Jan Daniëlle op weg geholpen door haar in 2019 € 100.000,- te schenken. Mark had al een eigen woning en had dus geen hulp nodig. Na het overlijden van Jan voelt Mark zich achtergesteld. Mark wil weten of hij bij het verdelen van de erfenis van zijn vader gecompenseerd wordt voor de schenking die Daniëlle wel heeft ontvangen.

Wanneer is er sprake van een gift?

Het komt regelmatig voor dat ouders gedurende hun leven een kind bevoordelen door een gift. Er is juridisch gezien pas sprake van een gift als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. Het vermogen van de gever is verminderd;
  2. Het vermogen van de ontvanger is door de gift vermeerderd;
  3. De gever heeft ook daadwerkelijk de bedoeling om de ontvanger te bevoordelen.

Het is dus belangrijk om te onderzoeken of er juridisch gezien sprake is van een gift. Indien geen sprake is van een gift, is er in de meeste gevallen geen mogelijkheid tot compensatie van de andere erfgenamen. Er is bijvoorbeeld geen sprake van een gift, wanneer de ouders niet de bedoeling hadden om één kind te bevoordelen.

Een gift kan onder meer zijn:

In het voorbeeld is sprake van een gift. Het vermogen van Jan als schenker is namelijk met € 100.000,- verminderd, terwijl het vermogen van Daniëlle is toegenomen met € 100.000,-. Het was bovendien de bedoeling van Jan om Daniëlle te bevoordelen, zodat zij makkelijker een huis kon kopen.

Wanneer worden giften aan een erfgenaam gecompenseerd?

In Nederland geldt het uitgangspunt dat de overledene (in het voorbeeld Jan) zelf mag bepalen of en aan wie hij giften geeft. Wettelijk gezien mag Jan één van zijn erfgenamen en/of kinderen bevoordelen door middel van een gift. Slechts in twee gevallen kan een gift na het overlijden van Jan worden gecompenseerd. Dit kan allereerst als er sprake is van de zogenoemde ‘inbrengverplichting’ van de gift. De tweede situatie is wanneer een gift het wettelijke kindsdeel van een van de kinderen (de zogenaamde legitieme portie) schendt. Wat dit inhoudt, leg ik hierna uit:

De inbrengverplichting

De inbrengverplichting houdt in dat een gift aan een erfgenaam wordt gezien als een voorschot op de nalatenschap. Hierdoor moet deze gift aan een erfgenaam worden verrekend met de nalatenschap. De waarde van de gift vermindert het erfdeel van de begiftigde erfgenaam. Wanneer de gift hoger is dan het erfdeel van die erfgenaam wordt het erfdeel verminderd tot € 0,00. Er bestaat dus geen terugbetaalplicht voor het overige deel van de gift.

In het voorbeeld werkt dat als volgt uit. Stel dat de nalatenschap van Jan € 200.000,- bedraagt. Indien er geen inbrengverplichting is, maken Mark en Daniëlle allebei aanspraak op € 100.000,-. Als er wel sprake is van een inbrengverplichting dan telt de gift aan Daniëlle als voorschot op haar erfdeel. Haar gift wordt dan gezien als onderdeel van de nalatenschap, zodat de totale nalatenschap fictief wordt verhoogd tot € 300.000,- . Mark en Daniëlle zijn ieder voor 50% erfgenaam. Zij hebben dan allebei recht op € 150.000,- uit de nalatenschap. De gift van Daniëlle wordt vervolgens afgetrokken van haar erfdeel. Mark ontvang dus € 150.000,- en Daniëlle ontvangt nog € 50.000,- ( € 150.000,00 -/- € 100.000,00). Daarmee is het bedrag van € 200.000 verdeeld.

Of er sprake is van een inbrengverplichting van een gift hangt af van:

  1. De datum van de gift;
  2. Wat er schriftelijk is vastgelegd over de gift.

Giften gedaan voor 2003

In 2003 is de wettelijke regeling voor de inbrengverplichting gewijzigd. Om te beoordelen of een gift door de erfgenaam moet worden ingebracht in de nalatenschap (en dus wordt verrekend met zijn of haar erfdeel), moet worden gekeken of de gift voor of na 1 januari 2003 is gegeven.

Voor giften die door (klein)kinderen zijn ontvangen voor 2003 geldt de inbrengverplichting, tenzij de overledene bij de gift of in het testament de gift heeft uitgezonderd (vrijgesteld) van de inbrengverplichting. Dit moet dus schriftelijk vaststaan.

Voor giften aan (klein)kinderen gedaan voor 2003 geldt dus de regeling: ’Ja, tenzij’ (wel inbreng, tenzij dit schriftelijk is uitgezonderd).

Giften gedaan na 2003

Voor giften die zijn gedaan na 2003 geldt het uitgangspunt dat er geen inbrengverplichting is, tenzij de inbrengverplichting in het testament van de overledene of schriftelijk bij de gift van toepassing is verklaard door de gever via een inbrengclausule.

Voor de giften die zijn gedaan na 2003 geldt dus de regeling: ‘Nee, tenzij’ (geen inbreng, tenzij dit schriftelijk van toepassing is verklaard). De regeling voor giften vanaf 2003 is dus omgekeerd ten opzichte van de regeling voor giften die zijn ontvangen tot 2003.

In het voorbeeld heeft Daniëlle de gift na 2003 gekregen, zodat zij in principe niet verplicht is om de gift in te brengen in de nalatenschap. Dit is anders als Jan in zijn testament of in een schenkingsovereenkomst heeft bepaald dat Daniëlle verplicht is tot inbreng van de € 100.000,-.

Het is dus van belang om eerst te bepalen wanneer de gift is gegeven (voor of na 2003). Vervolgens moet je kijken of de gever schriftelijk in het testament of in een overeenkomst heeft bepaald of de inbrengverplichting wel of niet van toepassing is verklaard.

Schending van het kindsdeel (de legitieme portie)

In het geval van zeer grote giften kan een gift het kindsdeel (de legitieme portie) van een kind van de overledene schenden. In dat geval kan een erfgenaam zijn legitieme portie opeisen. Dit zal echter niet snel het geval zijn. Wanneer de legitieme portie is geschonden, leg ik hierna uit.

Wat is de legitieme portie?

In Nederland kan een kind in de meeste gevallen niet volledig worden onterfd. Volgens de wet dienen kinderen een minimaal erfdeel te ontvangen bij overlijden van een ouder. Dit minimale erfdeel heet de legitieme portie. Een kind dient minimaal de helft te ontvangen van het erfdeel dat hij zou krijgen als er geen testament zou zijn opgesteld . Als een kind volgens het testament minder krijgt dan dit minimale erfdeel, is de legitieme portie geschonden.

Lees ook: Wie krijgt de erfenis als er geen testament is opgesteld?

Voor het bepalen van de legitieme portie worden de giften die door de overledene zijn gedaan aan (klein)kinderen meegerekend bij het bepalen van de fictieve nalatenschap (de zogenaamde legitimaire massa). Als een kind minder krijgt dan zijn legitieme portie, kan het kind alsnog zijn legitieme portie opeisen.

In het voorbeeld zouden Mark en Daniëlle ook de enige erfgenamen van Jan zijn, als hij geen testament zou hebben opgesteld. Mark en Daniëlle verkrijgen dus 1/2e van de nalatenschap van Jan. De legitieme portie van Mark is de helft van zijn wettelijke erfdeel van 1/2e en is dus 1/4e deel. Pas als de gift van Daniëlle zo hoog is dat Mark minder dan 1/4e van de fictieve nalatenschap van Jan ontvangt, is de legitieme portie van Mark geschonden. Dit is in het voorbeeld niet het geval. De fictieve nalatenschap van Jan bedraagt € 300.000,- (inclusief de gift aan Daniëlle). Daniëlle en Mark zouden dan allebei € 150.000,- erven van Jan als hij geen testament heeft opgesteld. De legitieme portie van Mark bedraagt hier de helft van, namelijk € 75.000,-. Aangezien Mark in de werkelijke situatie de helft van € 100.000,- van Jan erft, is zijn legitieme portie niet geschonden.

Pas als de gift aan Daniëlle onevenredig hoog is ten opzichte van de werkelijke nalatenschap van Jan, bestaat de mogelijkheid dat de legitieme portie van Mark zou zijn geschonden. Er moet dus sprake zijn van een aanzienlijke schenking. Pas in die gevallen kan het nuttig zijn voor Mark om aanspraak te maken op zijn legitieme portie.

Samenvatting

Om te beoordelen of jij als erfgenaam gecompenseerd kan worden voor een gift aan een andere erfgenaam, zal je de volgende vragen moeten beantwoorden:

  1. Is voldaan aan de juridische definitie van een gift? Zo ja:
  2. Is de gift voor of na 2003 gedaan?
  3. Is er in de schenkingsovereenkomst of in het testament van de overledene een inbrengverplichting opgenomen?
  4. Is de gift aan een afstammeling dusdanig hoog, dat het kindsdeel (de legitieme portie) van een andere erfgenaam is geschonden?

Het is niet gemakkelijk om te kunnen beoordelen of er juridisch gezien sprake is van een gift en of de legitieme portie van een erfgenaam is geschonden. Het is daarom verstandig om juridisch advies in te winnen over jouw rechten met betrekking tot een nalatenschap.

Vragen?

Heb je een vraag over de afwikkeling van een erfenis? Of ben jij benieuwd of jij gecompenseerd kan worden voor een gift aan een van de andere erfgenamen? Neem dan gerust contact met mij op, of meld je aan voor de Dag van het Erfrecht & Bewind op 14 juni as.

Wat is affectieschade?

Affectieschade is een vorm van immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd. Immateriële schade staat tegenover materiële schade. Dat is vermogensschade, en dus goed in geld uit te drukken. Immateriële schade is schade door bijvoorbeeld verdriet, smart en gemis. Die schade kun je niet direct in geld uitdrukken, maar is minstens zo belangrijk als materiële schade.

Voorheen kon alleen het gewonde slachtoffer zelf vergoeding van immateriële schade van de aansprakelijke partij vorderen. Nabestaanden konden alleen aanspraak maken op bepaalde materiële schade. Schadevergoeding voor anderen dan het gewonde slachtoffer was daarbuiten alleen mogelijk als sprake was van shockschade.

Voor schadevergoeding door shockschade is echter een directe confrontatie met de heftige gebeurtenis of de ernstige gevolgen daarvan noodzakelijk, terwijl je ook geestelijk leed moet hebben. Dit beperkt de kring van rechthebbenden enorm, terwijl het bij elke personenschadezaak met blijvend ernstig letsel of overlijden duidelijk is dat naast het slachtoffer zelf de naasten ook immateriële schade lijden.

Smartengeld vanwege dat verdriet van de naasten, veroorzaakt door de affectieve relatie met het ernstig gewonde of zelfs overleden slachtoffer, was lange tijd juridisch niet mogelijk. Dat leidde tot veel extra leed, schrijnende situaties en ingewikkelde procedures. Een deskundige heeft in procedures bijvoorbeeld vaak moeten bepalen welk deel van het leed vanwege de affectieve band was (affectieschade), en welk deel door de waarneming van het voorval, of met de ernstige gevolgen ervan (shockschade). Vervolgens moest de affectieschade buiten beeld blijven, want de wet voorzag niet in de mogelijkheid om die te vergoeden.

Vergoeding affectieschade sinds 2019

Aan deze niet uit te leggen situatie is gelukkig een einde gekomen. Sinds 1 januari 2019 hebben nabestaanden en naasten van slachtoffers met ernstige en blijvend letsel namelijk recht op vergoeding van hun affectieschade[1]. De schadeveroorzakende gebeurtenis moet dan wel op of na 1 januari 2019 hebben plaatsgevonden. Voor gebeurtenissen vóór 1 januari 2019 is dus nog steeds geen vergoeding van affectieschade mogelijk.

Wie hebben er recht op vergoeding van affectieschade?

Alleen de personen die in de wet[2] worden genoemd hebben recht op vergoeding van hun affectieschade. Bepalend is de situatie zoals die ten tijde van de gebeurtenis was.

Rechthebbenden zijn:

a) de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of geregistreerde partner van de overledene;

b) de levensgezel van de overledene, die duurzaam met deze een gemeenschappelijke huishouding voerde;

c) de ouder van de overledene;

d) het kind van de overledene;

e) degene die duurzaam in gezinsverband de zorg voor de overledene had;

f) degene voor wie de overledene duurzaam in gezinsverband de zorg had;

g) een andere persoon die in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene stond, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van art 6: 108 BW lid 3 als naaste wordt aangemerkt.

Positie broers en zussen

Wat opvalt, is dat broers en zussen niet bij de vaste groep rechthebbenden worden genoemd. Dat was eigenlijk niet uit te leggen en daar komt nu hopelijk ook verandering in. Op 13 februari 2024 heeft de Tweede Kamer namelijk een motie aangenomen van Ulysse Ellian om broers en zussen alsnog onder de kring van rechthebbenden te brengen. We moeten nog wel wachten tot een wetsvoorstel hierover. Op dit moment is het dus helaas nog zo dat broers en zussen ondanks hun nauwe band met het slachtoffer geen recht hebben op vergoeding van hun affectieschade.

Hoe hoog is de vergoeding voor affectieschade?

Die varieert tussen de € 12.500 en € 20.000. In het Besluit vergoeding affectieschade staat in artikel 1 het volgende overzicht.

Het maakt dus uit wat de relatie met het slachtoffer was, of het slachtoffer gewond is geraakt dan wel overleden is en of de schade door een misdrijf of andere oorzaak is ontstaan. Helaas valt niet al het ernstige en blijvende letsel onder deze regeling. Volgens de wetsgeschiedenis is namelijk een ‘zeer bijzondere ernst van letsel’ vereist.

Vragen?

Een vergoeding voor affectieschade neemt het leed van nabestaanden niet weg, maar geeft wel een stukje erkenning en genoegdoening. Wil je weten of jij of je naasten voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komen? Neem dan gerust contact op met ons kantoor.

[1]Artikel 6: 108 lid 3 BW

[2]Artikel 6: 108 lid 4 BW

Regelmatig krijg ik van mensen de vraag wat de mogelijkheden zijn wanneer zij uit elkaar gaan. Het kan dan een goede optie zijn om een eigen advocaat in te schakelen. Er is echter nog een optie die vaak over het hoofd wordt gezien: mediation. Als ik deze optie ter sprake breng, denken veel mensen dat het een ‘te softe’ optie is. Vooral als er sprake is van een onderneming en er ook zakelijke afspraken gemaakt moeten worden. Dit hoeft zeker niet het geval te zijn. Mediation kent namelijk 4 grote voordelen.

#1. Mediation biedt ruimte voor een oplossing op maat

Mediation biedt ruimte voor een oplossing op maat, en wel over alle geschilpunten. Of het nu gaat om de het vaststellen van de alimenatie, een zorgregeling voor de kinderen of het vaststellen van de waarde van de aandelen van een B.V. , in een procedure bij de rechter zijn de mogelijkheden vaak beperkter dan wanneer je samen via mediation tot een oplossing komt.

De reden hiervoor is dat een rechter de wet toetst. Maar de wet geeft soms beperkingen. Bij mediation hoeft dit niet zo te zijn. Zo kan je in onderling overleg andere (financiële) afspraken maken over bijvoorbeeld de kinderalimentatie, terwijl een rechter alleen het wettelijk stelsel mag toepassen.

Ook kan het zijn dat je voor verschillende onderwerpen verschillende procedures moet starten. Zelfs als de onderwerpen voor jouw gevoel met elkaar samenhangen. Dit met alle kosten en het tijdsverloop van dien. Soms heb je over het ene onderwerp dan al een beslissing, terwijl de andere procedures nog lopen.

In mediation kijk je naar het totaalplaatje en neemt de mediator alles in één keer mee. Uitgangspunt is de oplossing die partijen voor ogen staat en een totale regeling. Daardoor zijn oplossingen op maat mogelijk die recht doen aan de belangen van partijen, ook als die oplossingen niet direct in de mal van de wet passen. De mediator zorgt er uiteraard wel voor dat de overeengekomen oplossingen juridisch correct worden vormgegeven. Kortom: er is in onderling overleg vaak meer mogelijk dan je van tevoren dacht.

#2. Met mediation houden partijen zelf de regie

Partijen bepalen in medation zelf wat belangrijk voor hen is en wat zij willen bespreken. Zij behouden dus zelf de zeggenschap. In een procedure heeft de rechter de regie. De rechter bepaalt dan wat belangrijk is en besproken moet worden. Daarbij heeft een rechter minder ruimte en mogelijkheden om onderwerpen te bespreken die niet direct (juridisch) verband houden met het juridische geschil wat voorligt. Dat kan in mediation wel. Zo kunnen partijen in mediation met elkaar praten over de onderliggende emoties bij wat er speelt en wat partijen gebracht heeft tot dat moment, maar ook juist over de achterliggende (zakelijke) belangen van beide partijen.

Doordat partijen zelf de regie hebben, zal wat voor hen het meest belangrijk is altijd worden besproken en wordt aan die punten ook het meeste gewicht toegekend. Partijen sluiten daardoor een mediationtraject vaak ook met meer tevredenheid af. Zij zijn echt gezien en gehoord en hebben zelf invloed gehad op de uitkomst.

#3. Minder kans op discussie in de toekomst

Wanneer het mediationtraject met succes doorlopen is en partijen samen afspraken hebben gemaakt, zal dit over het algemeen worden vastgelegd in een contract dat door de partijen getekend wordt. Bij een echtscheiding noemen we dit een echtscheidingsconvenant.

Doordat partijen zelf tot een maatwerkoplossing zijn gekomen en hebben ingestemd met de afspraken, is de kans klein dat er later discussies ontstaan over deze afspraken. Doet een rechter uitspraak in een procedure? Dan is de kans groot dat één van partijen in hoger beroep gaat of de uitvoering van de afspraken discussie oplevert. Immers, één van partijen is het dan vaak niet eens met de beslissing. Ontstaat er na de mediation toch discussie? Dan is het veel lastiger om de overeenkomst open te breken aangezien partijen allebei hebben ingestemd met de afspraken. Bij mediation is de kans daarom groter dat de discussie blijvend is opgelost dan wanneer de stap naar de rechter wordt gemaakt.

#4. Mediation is (veel) sneller

Komen partijen tot afspraken in mediation, dan is dit vaak ook (veel) sneller dan een juridische procedure. Een procedure duurt over het algemeen minstens zes maanden tot een jaar. Een mediationtraject is vaak een kwestie van weken. Hierdoor kunnen partijen zich weer sneller focussen op de eigen toekomst en de bedrijfsvoering wanneer er sprake is van een eigen onderneming.

Kortom, mediation bij echtscheiding kent veel voordelen. Dit maakt het altijd de moeite waard om te onderzoeken of mediation mogelijk een uitkomst kan zijn in een geschil. Mocht je vragen hebben over mediation, of een mediator willen inschakelen bij een geschil? Neem dan contact op met één van onze advocaat-mediators.

Ondanks het toegenomen vertrouwen van ondernemers en investeerders zijn banken nog steeds voorzichtig met financieren. Kopers verzoeken verkopers daarom steeds vaker om een vendor loan om de financiering rond te krijgen. Een vendor loan heeft voor- en nadelen en als verkoper loop je bepaalde risico’s. Het is belangrijk om deze risico’s te beperken. In deze blog: waarom zou je een vendor loan gebruiken? En welke mogelijkheden heb je om risico’s te beperken?

Vendor loan in het kort

Een vendor loan is een overeengekomen uitgestelde betaling van een deel van de koopsom voor de aandelen. Het is dus in feite een lening van verkoper aan koper voor een deel van de koopsom. Koper wordt al wel eigenaar van de aandelen.

Een voorbeeld

Verkoop B.V. sluit een koopovereenkomst van aandelen met Koop B.V. voor de overname van de aandelen in het kapitaal van Verkoop B.V. voor € 800.000,-. Koop B.V. is niet in staat om de koopprijs in één keer te voldoen en spreekt met Verkoop B.V. af dat € 650.000,- wordt betaald en dat het resterende deel van de koopprijs na verloop van vijf jaar wordt betaald tegen een rente van 8%. Verkoop B.V. ontvangt het restant van de koopprijs en de rentevergoeding dus vijf jaar later. Verkoop B.V. verstrekt Koop B.V. daarmee in feite een lening waardoor zij meefinanciert aan haar eigen overname.

Een vendor loan onderscheid zich van een earn-out regeling, doordat bij een earn-out het bedrag dat verkoper op een later moment ontvangt afhankelijk is van de toekomstige prestaties van de onderneming. Bij een vendor loan staat de koopprijs in principe vast.

Voordelen voor verkoper

  1. Meer onderhandelingsruimte: een vendor loan kan ertoe leiden dat je als verkoper meer ruimte hebt om gunstigere verkoopvoorwaarden uit te onderhandelen. Een voorbeeld: verkoper bedingt een hogere verkoopprijs door de koper de mogelijkheid te bieden om de betalingen in termijnen te voldoen.
  2. Rendement: als verkoper ontvang je rente op de uitgestelde betalingen. Dit kan op lange termijn een aantrekkelijk rendement opleveren. Doorgaans wordt er op een vendor loan een rente toegepast die 1 à 2 procent hoger ligt dan de rente op de bancaire lening.
  3. Snelheid: de verkoop kan mogelijk sneller worden afgerond, omdat koper de financiering sneller rond krijgt.

Nadelen voor verkoper

  1. Risico van wanbetaling (incassorisico): als koper niet in staat is om de afgesproken termijnen te betalen, kan dit leiden tot financiële verliezen en juridische geschillen.
  2. Achterstelling: verkopersleningen zijn vrijwel altijd achtergesteld aan overige financieringen, zoals een banklening. Als koper niet kan voldoen aan de aflossingsverplichtingen, dan heeft de bank voorrang ten opzichte van de verkoper.
  3. Gebrek aan liquiditeit: het later ontvangen van cash kan leiden nadelige gevolgen hebben voor jouw liquiditeit. Dit knelt vooral als je het geld nodig hebt voor andere doeleinden, zoals investeringen in een nieuw bedrijf of pensioenplanning.
  4. Potentiële waardevermindering: de waarde van geld kan in de loop van de tijd afnemen als gevolg van inflatie of veranderingen in de marktomstandigheden.

Er zijn verschillende mogelijkheden om deze risico’s te beperken. De belangrijkste mogelijkheden bespreek ik hieronder.

Risico’s beperken bij een vendor loan

Conclusie

Een vendor loan heeft voordelen en nadelen voor de verkoper van een transportbedrijf. Om deze verkopersrisico’s te beperken en de positie van de verkoper te versterken zijn goede afspraken in het contract essentieel. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden, zoals een verbod op dividenduitkeringen, beperking van de management fee, bepalingen over opeisbaarheid en het bedingen van zekerheden.