Een overeenkomst aangegaan onder invloed van een geestelijke stoornis: Kun je daar iets tegen doen?

MR. E.R. LOOIJEN

Advocaat ondernemingsrecht
Actueel Gepubliceerd op 15 juni, 2023

Een overeenkomst aangegaan onder invloed van een geestelijke stoornis: Kun je daar iets tegen doen?

Meerderjarigenbewind Ik word zo nu en dan ingeschakeld om te adviseren over het zogenaamde meerderjarigenbewind. Bij dit bewind kan een meerderjarige niet (meer) zelfstandig financiële beslissingen nemen. Dat kan allerlei oorzaken hebben, bijvoorbeeld dementie of andere problemen met de hersenen. Hierdoor kan de persoon in financiële moeilijkheden raken. Het meerderjarigenbewind moet altijd worden aangevraagd bij de rechter, die een bewindvoerder aanstelt. De aangestelde bewindvoerder beheert vervolgens het gehele vermogen. Hierdoor wordt bereikt dat meerderjarigen die bijvoorbeeld een geestelijke stoornis hebben worden beschermd.

Geestelijke stoornis

Recent is mij gevraagd te adviseren over een situatie waarin iemand met een geestelijke stoornis een voor hem zeer nadelige koopovereenkomst had gesloten. Hij, ik noem hem Pieter, had een onderneming gekocht voor een veel te hoog bedrag, beschikte niet over de noodzakelijke vergunningen en had ook geen enkele ervaring in de betreffende branche. Pieter leed aan een psychische stoornis in de vorm van manische decompensatie met psychotische kenmerken. Toen hij de overeenkomst sloot was hij nog niet onder bewind gesteld. Uiteraard heb ik het advies gegeven om direct het meerderjarigenbewind aan te vragen bij de kantonrechter. Dat kan vrij eenvoudig via de kantonrechter. Korte tijd later werd er daadwerkelijk een bewindvoerder aangesteld. De bewindvoerder en de familie stelden mij samen met Pieter de vraag of er nog iets gedaan kon worden tegen de gesloten koopovereenkomst zodat verder financieel nadeel voor Pieter kon worden voorkomen?

Welke mogelijkheden zijn er in een dergelijke situatie om een zeer nadelige overeenkomst aan te tasten? Daarbij is het volgende van belang.

Wilsovereenstemming

In ons overeenkomstenrecht is het uitgangspunt, dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand komt als er sprake is van wilsovereenstemming. Maar wat als iemand zijn/haar wil niet heeft kunnen bepalen als gevolg van geestelijke stoornis?

Het uitgangspunt in artikel 3:34 Burgerlijk Wetboek is, dat wanneer iemand iets verklaart onder invloed van een storing van zijn geestvermogens, een met die verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken. Als het gaat om een overeenkomst is die overeenkomst vernietigbaar. Dat betekent dat de op grond van de overeenkomst over en weer verrichte prestaties (betaling van de koopsom, levering van de onderneming) worden teruggedraaid.

Maar wat, als de andere partij er terecht op vertrouwde dat wil en verklaring overeenstemden? In dat geval kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil, aldus artikel 3:35 BW.

Wel  biedt artikel 3:44 BW vervolgens de mogelijkheid om de overeenkomst te vernietigen wanneer deze door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals een geestelijke stoornis, een overeenkomst aangaat.

De wet lijkt hiermee een duidelijke oplossing te bieden, maar in de praktijk is dit best lastig, zo blijkt uit de rechtspraak

Rechtspraak

Geestelijke stoornissen kunnen worden gebaseerd op het bewijsvermoeden van artikel 3:34 BW. Dit houdt in dat, als geestelijk stoornis vaststaat, de wil wordt geacht te ontbreken. In het geval van Pieter moet de verkoper dus bewijzen dat Pieter’s wil wél aanwezig was.

Uit een uitspraak van de Rb Rotterdam  van 14 maart 2012 blijkt echter dat het enkel aanvoeren van de slechte/nadelige afloop van de overeenkomst onvoldoende is om aan te nemen dat de wil van degene die handelde onder invloed van geestelijk stoornis ontbrak. Op het bewijsvermoeden kan dus niet ongemotiveerd een beroep worden gedaan.

Rechtbank Rotterdam 14 maart 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BW0365

In een door de rechtbank Den Haag behandeld geval stelde de wederpartij dat hij er terecht op had vertrouwd dat er een koopovereenkomst ter zake van een woning tot stand was gekomen en dat die overeenkomst in stand moest blijven. Gedaagde had twee koopovereenkomsten gesloten ten aanzien van zijn woning en hierover steeds wisselende verklaringen afgelegd. Deze omstandigheden  hadden gedaagde steeds verder in de problemen gebracht. De rechtbank leidde uit deze omstandigheden dan ook af dat gedaagde niet in staat was om de strekking en gevolgen van zijn (financiële) beslissingen te overzien en zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Verder speelde hierbij een rol dat de reden voor verkoop van de woning een verhuizing naar een zorginstelling voor onder andere dementerenden was en het feit dat de gedaagde partij al een aantal jaren psychische ondersteuning/zorg ontving. Dit laatste was bij de eisende partij bekend. Hem kwam daarom geen beroep toe op 3:35 BW.

Rechtbank Den Haag 25 april 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5118

In een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam werd er wel een gerechtvaardigd vertrouwen aangenomen en bleef de overeenkomst wel in stand: X had zijn pand verkocht aan Y voor in totaal € 655.000,- terwijl dit pand een door drie makelaars geschatte waarde had van tussen de € 815.000,- en € 1.200.000,-. Koper Y was daarnaast ook de adviseur van X én kort voor de verkoop door X fors betaald om één van de appartementen in het pand te renoveren. De verkoop vond plaats in 2008, in 2011 werd de diagnose Alzheimer gesteld. Dit had X al in 2008 omdat Alzheimer een ziekte is die zich over de loop van jaren ontwikkelt, maar de gevolgen uiten zich pas na jaren. Het beroep op het gerechtvaardigde vertrouwen slaagde omdat:

  • er getuigenverklaringen waren van verschillende personen die X kenden: geen van hen had ten tijde van de verkoop iets aan X gemerkt;
  • ook de familie van X had pas in 2010 de eerste meldingen gedaan van vergeetachtigheid bij de huisarts;
  • bijkomend: de verkoopprijs an sich was te laag, maar er speelden verschillende omstandigheden die een lage(re) prijs rechtvaardigden.

Gerechtshof Amsterdam 16 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1869

Conclusie

Het gaat in de rechtspraak om de kenbaarheid van de geestelijke stoornis voor de contractspartij die met de andere partij handelt. Ook is duidelijk dat degene die zich beroept op het ontbreken van zijn wil de volgende omstandigheden moet bewijzen:

  1. er is sprake van een geestelijke stoornis;
  2. de overeenkomst is onder invloed van deze geestelijke stoornis gedaan, of anders gezegd: de wil om de rechtshandeling te verrichten ontbreekt (en had ook ontbroken als er geen sprake was van een geestelijke stoornis);
  3. degene die onder invloed van de geestelijke stoornis handelde, moet op dat moment niet in staat zijn geweest om de gevolgen van zijn handelen te overzien;
  4. de wederpartij moest weten of moet hebben kunnen weten dat er sprake was van een geestelijke stoornis.

In het geval van Pieter heb ik geadviseerd de verkoper van de onderneming te dagvaarden tot vernietiging van de koopovereenkomst, in de eerste plaats op grond van het ontbreken van Pieter’s wil in verband met zijn geestelijk stoornis, in de tweede plaats op grond van misbruik van omstandigheden: er is voldoende bewijs voor de hierboven genoemde omstandigheden. Dat advies is opgevolgd en binnenkort wordt de dagvaarding aan de verkoper uitgebracht.

Stel onze specialist een vraag!

Lees meer goede ideeën