
Vier voorwaarden voor verrekening
Zijn er geen afwijkende afspraken gemaakt dan mag verrekend worden als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Als A een bedrag tegoed heeft van B van € 15.000 en B een bedrag van € 5.000 van A dan zijn zij over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar. Aan het eerste vereiste voor verrekening wordt dan voldaan.
Het tweede vereiste is dat de te verrekenen vorderingen aan elkaar moeten beantwoorden. In bovenstaand voorbeeld vormt dit vereiste geen probleem, omdat het gaat om de betaling van geldbedragen. Zou A geen € 5.000 aan B moeten te betalen, maar bijvoorbeeld een kunstwerk voor B moeten maken dan beantwoorden de vorderingen niet aan elkaar. Het maken van een kunstwerk is niet hetzelfde als de betaling van het geldbedrag van € 15.000 door B aan A. Kortom, de prestaties die A en B over en weer verschuldigd zijn, moeten soortgelijk zijn om te kunnen verrekenen.
Ten derde kan pas verrekend worden als sprake is van een opeisbare vordering. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de betalingstermijn van een factuur is verstreken. Verrekening vindt niet automatisch plaats. Of A of B zal moeten verklaren dat verrekening plaatsvindt. Een dergelijke verrekeningsverklaring kan schriftelijk worden gedaan, maar ook mondeling. De verrekeningsverklaring is het vierde vereiste.
Als aan alle vereisten wordt voldaan dan worden de bedragen tegen elkaar weggestreept. Het resultaat is dat A nog € 10.000 van B tegoed heeft en B dus datzelfde bedrag moet betalen aan A.
Verrekenen na overlijden
Wat is de situatie als B overlijdt voordat A een beroep op verrekening heeft gedaan? De erfgenamen van B spreken A aan en zij vorderen betaling van € 5.000. Ook in deze situatie mag A een beroep doen op verrekening. Sterker nog: de wet bepaalt dat A zelfs ruimere mogelijkheden heeft om zijn schuld van € 5.000 aan B te verrekenen met zijn vordering van € 15.000 op B.
De regels die gelden voor verrekening van iemand die zowel schuldeiser als schuldenaar is van een nalatenschap zijn gelijk aan de regels die gelden voor verrekening in het geval van een faillissement. Ook als de vordering van A op B niet opeisbaar is, mag A aan de erfgenamen van B mededelen dat een beroep op verrekening wordt gedaan. De vordering van A op B en de vordering van B op A zijn namelijk voor het overlijden van B ontstaan.
Heeft u een schuld aan iemand die is overleden dan is het verstandig om na te gaan of u die schuld kunt verrekenen met een bedrag dat u van de overledene tegoed heeft. Als verrekening mogelijk is, breng dan een verrekeningsverklaring uit. Doe dat bij voorkeur schriftelijk zodat u achteraf kunt bewijzen dat een geldig beroep op verrekening is gedaan.